Definitie: wat is fiatgeld of fiatvaluta?
Fiatgeld is een overheid uitgegeven valuta die als wettig betaalmiddel wordt erkend. Daaronder vallen zowel contant geld zoals munten en bankbiljetten als giraal geld dat digitaal op bankrekeningen bestaat. Deze vorm van geld wordt ook wel fiatgeld genoemd. Fiat valuta ontleent haar waarde niet aan intrinsieke eigenschappen of een fysieke dekking door goud of zilver, maar aan het vertrouwen van consumenten, bedrijven en overheden in de stabiliteit van de munt en het vermogen van de regering om deze waarde te behouden. De waarde ontleent fiat valuta dus aan het vertrouwen in de overheid en het wettelijke karakter, niet aan tastbare activa. Centrale banken spelen hierbij een belangrijke rol, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het reguleren van de geldhoeveelheid en het vaststellen van de rente.
De waarde van fiatgeld wordt dus bepaald door het monetaire beleid en de financiële regelgeving van de uitgevende overheid en haar centrale bank. Centrale banken bepalen hoeveel geld in omloop komt en gebruiken beleidsinstrumenten zoals de beleidsrente om de economie te sturen. Het fiatgeldsysteem maakt het mogelijk om flexibel in te spelen op economische omstandigheden en groei of inflatie te beïnvloeden.
Fiat valuta is daardoor een flexibel en aanpasbaar onderdeel van de wereldeconomie. Het stelt regeringen in staat om op economische veranderingen te reageren en maakt kredietverlening en geldschepping via banken mogelijk.
De geschiedenis van fiatgeld
De oorsprong van fiatgeld gaat terug tot het oude China, waar het in de 11e eeuw werd ingevoerd als oplossing voor het tekort aan metalen munten. In Europa kreeg papiergeld pas in de 17e eeuw voet aan de grond, toen banken bankbiljetten begonnen uit te geven die konden worden ingewisseld voor goud of zilver. Voor de introductie van papiergeld werden gouden munten en zilveren munten veelvuldig gebruikt als betaalmiddel, waarbij de intrinsieke waarde van het edelmetaal het vertrouwen in het geld bepaalde.
Voor de komst van papiergeld gebruikten samenlevingen zogenoemd ‘goederen- of ruilgeld’, waarbij de waarde direct afhing van de fysieke stof zoals graan, zout of edelmetaal. De ruilwaarde lag dus vast in het materiaal zelf. Met de invoering van de goudstandaard werd geld gekoppeld aan een vaste hoeveelheid goud, waardoor valuta's en nationale valuta hun waarde ontleenden aan de goudreserves van een land.
Later ontdekten staten dat papiergeld ook zonder fysieke dekking kon functioneren, zolang mensen vertrouwen hadden in de overheid die het uitgeeft. De wettelijke erkenning van deze biljetten als betaalmiddel versterkte dat vertrouwen. In 1971 besloot de toenmalige Amerikaanse president Richard Nixon om de dollar los te koppelen van de goudstandaard, waarmee een einde kwam aan het systeem waarbij geld direct aan goud was gekoppeld. Dit markeerde een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van valuta's wereldwijd en betekende de definitieve overgang naar fiatgeld.
De periode voor de Tweede Wereldoorlog werd in veel landen gekenmerkt door hyperinflatie en aanzienlijke geldontwaarding, mede door overmatig geld bijdrukken. In de afgelopen honderd jaar en tientallen jaren heeft er aanzienlijke geldontwaarding plaatsgevonden, vooral door het overmatig creëren van fiatgeld. Plotselinge verhogingen van de goudvoorraad, bijvoorbeeld tijdens oorlogen, konden in het verleden tot economische instabiliteit leiden. In extreme gevallen, zoals in Zimbabwe en Venezuela, heeft zelfs hyperinflatie plaatsgevonden, waarbij het vertrouwen in nationale valuta volledig verdween. Sindsdien hangt de waarde van een munt vooral af van de economische en politieke stabiliteit van het land dat haar uitgeeft.
Hoe werkt het fiatgeldsysteem?
Het fiatgeldsysteem is gebaseerd op vertrouwen: vertrouwen van burgers, bedrijven en markten in de stabiliteit van een munt en in het vermogen van overheden en centrale banken om die stabiliteit te waarborgen. De waarde van fiatgeld is voornamelijk gebaseerd op vertrouwen en acceptatie door de samenleving. Centrale banken hebben de bevoegdheid om geld te creëren en de geldhoeveelheid te reguleren. Zo sturen ze economische groei, rente en inflatie.
Fiatgeld heeft geen intrinsieke waarde. De waarde ervan wordt bepaald door wetgeving en beleid. Een overheid verklaart haar munt wettig betaalmiddel, wat betekent dat iedereen deze officieel moet accepteren voor betalingen binnen dat land. Daarmee krijgt fiatgeld zijn formele status als ruilmiddel.
Een belangrijk kenmerk van dit systeem is de flexibiliteit. Centrale banken kunnen de hoeveelheid geld die in omloop is aanpassen aan de economische situatie via geldschepping en rentebeleid. Dit kan gebeuren door het verlagen van de rente om lenen aantrekkelijker te maken, of juist door de rente te verhogen om oververhitting van de economie en inflatie te beperken.
Het vertrouwen in fiatvaluta
Het vertrouwen in fiatvaluta is cruciaal voor de werking van het systeem. Zonder vertrouwen zou het geld zijn waarde verliezen. Dit vertrouwen wordt ondersteund door verschillende factoren:
Centrale banken: Een stabiel monetair beleid en transparante communicatie versterken het vertrouwen in de munt.
Wettelijk kader: De wetgeving verplicht het gebruik van fiatgeld als wettig betaalmiddel, wat bijdraagt aan brede acceptatie.
Economische kracht: Een sterke economie vergroot de betrouwbaarheid en aantrekkingskracht van een munt.
Historische stabiliteit: Valuta met een lage inflatie en stabiele waarde behouden het vertrouwen van consumenten.
Internationale reserves: Centrale banken houden reserves aan in vreemde valuta en goud om hun munt te ondersteunen.
Politieke stabiliteit: Een stabiele regering en consistent beleid vergroten het vertrouwen in de waarde van het geld.
Het vertrouwen in fiatvaluta wordt stand gehouden door het beleid en de regelgeving van de overheid en centrale banken, die zorgen voor stabiliteit en het monopolie op uitgifte en acceptatie van het geld waarborgen.